Ik heb hem een naam gegeven: Timor. Timor de tumor, dat is toch geestig? Het wachten op het telefoontje van het UMC is begonnen. Ik heb op woensdag de internist in mijn huidige ziekenhuis gesproken en ik moet op dinsdag of woensdag wat gehoord hebben van het UMC, anders moet ik weer aan de bel trekken.

Besluiten me aan de pijn en de vermoeidheid over te geven wil ik helemaal niet. Misschien gedraag ik me als een enorme struisvogel, maar ik weiger om de kanker nu al mijn leven te laten bepalen. Toch moet ik me af en toe wel gewonnen geven. Ik voel me moe, zo intens moe. ’s Middags even een dutje doen hoort nu bij mijn dagelijkse ritueel, al vind ik het wel zonde van mijn tijd. Ik wil leuke dingen doen, genieten van het leven, maar het kan nu eenmaal niet altijd. Maximaal twee activiteiten per dag, voor de rest is het vooral rust. Aan het eind van de dag schrijf ik in een notitieblok op wat ik heb gedaan, want al had ik voorheen het geheugen van een mammoet, tegenwoordig hebben mijn hersens de grootte van doperwtje.

In de middag zie ik dat ik online mijn verwijsbrief naar het UMC in kan zien. Omdat ik in het verleden ook in huisartsenpraktijken heb gewerkt, heb ik tientallen van die brieven onder ogen gehad, maar het is toch een beetje anders als het over jezelf gaat. Ik ontleed de gehele brief. Alle lab uitslagen ga ik bij langs. Zijn alle waardes goed? Als er iets afwijkt, wat betekent dat dan? Tussen de regels door probeer ik te achterhalen of ze me iets misschien niet hebben verteld. Ze zeggen dan wel dat ze niet weten wat het vlekje op mijn lever is, maar is dat wel zo? Zitten ze me niet gewoon voor te liegen met z’n allen? Ik word er paranoia van. Noom, niet meer naar kijken. Je maakt jezelf gek. Doe het met de informatie die de arts je verteld.

De volgende dagen kabbelen een beetje voort. Ik heb een gesprek met de huisarts en we besluiten toch de kort-werkende oxycodon (morfine) op te hogen. Ik probeer het nu uit te zingen met 1 tabletje per dag en dat aan te vullen met paracetamol en ibuprofen gedurende de rest van de dag, maar daar red ik het niet mee. Bij lange na niet. Daarbij slaap ik slecht. Al weken. Ik word continue wakker. Is het niet van de pijn, dan is het wel van de bizarre nachtmerries, die zo echt lijken, dat ik soms huilend van verdriet wakker word. De huisarts besluit om ook langwerkende oxycodon voor te schrijven, zodat ik hopelijk toch een beetje rustig de nacht door kom. De rest van de week probeer ik een beetje te sporten, krijg ik lieve cadeautjes en kaarten en maak ik overal foto’s van. Alles van deze periode wil ik me blijven herinneren. Deze meid stond zelfs in de action voor washi tape (een soort plakband in gezellige kleurtjes), prit-stift en stickers. Als een volleerde scrapbooker draai ik mijn eigen dierbare plakboek in elkaar. Ik spreek af met vriendinnen, bel veel, koop veel te dure schoenen online (want die passen altijd, no matter what) en voordat ik het weet is het weekend weer voorbij. Een nieuwe week, waarvan ik hoop eindelijk meer duidelijkheid te krijgen. De afgelopen weken voelen zo verloren. Tijd die ik nooit meer terugkrijg, omdat ik maar moet wachten en niks kan plannen. Weken van zoveel onzekerheid, terwijl die kankercellen mijn lichaam opvreten. Timor hoort daar niet, hij moet er nu uit.

Het is dinsdag einde van de middag en net op het moment dat ik tegen mijn moeder zeg “Ik kan niet meer” gaat de telefoon. Het UMC, of ik 11 juni kan langskomen. Dat is overmorgen al! Ik krijg twee afspraken: 1 om 9.30 uur en 1 om 13.45 uur. De eerste is ter kennismaking. Ze willen me recht in de ogen aankijken en weten hoe het met mij gaat. Vervolgens hebben de specialisten een overleg en krijg ik de uitslag en een behandelplan. Ik zeg toe, noteer alle gegevens en wat verbouwereerd leg ik de telefoon neer. Nog maar twee nachtjes slapen en dan weet ik eindelijk waar ik aan toe ben. Wat ik me afvraag; zal ik me ooit weer de oude voelen? Mezelf weer zijn?

Maak jouw eigen website met JouwWeb