Op 13 juni moet ik me melden in het UMC voor de eerste chemo. Om 7.30 uur. Ja je leest het goed: HALLUFACHT! Ik ben geen ochtend mens, verre van. Nooit geweest ook. Ik kom sinds mijn kleutertijd al met een frons uit bed. Tel daar een ziek lijf bij op en je kunt je voorstellen dat ik niet helemaal blij was. De laatste nachten heb ik slecht geslapen. Elk uur werd ik wakker en zodra ik ging verliggen, kreeg ik direct de inmiddels herkenbare loze aandrang. Vervolgens zat ik weer pijn te lijden in de badkamer, bloed opruimen, wassen/douchen, schoon ondergoed aan en weer op bed. Dat riedeltje deed ik zo’n 5 a 6 keer per nacht. Mijn eetlust ben ik ook al een paar dagen kwijt, dus op de ochtend van de chemo laat ik me door J als een zielig en slap hoopje mens het ziekenhuis in rijden…in een rolstoel…omdat ik niet meer op mijn benen kan staan. Ik vind mezelf heel zielig.

Eerst moet ik bloed laten prikken, om te kijken of mijn waardes goed genoeg zijn om te starten met de chemo (dat zou er nog eens bij moeten komen, weer uitstel), vervolgens heb ik een afspraak met de oncoloog en verpleegkundige en eind van de ochtend word ik verwacht op de dagbehandeling. Deze keer heb ik een andere oncoloog dan de eerste keer. THANK GOD! Deze arts ziet mij als mens, als individu, heeft niet een praatje ingestudeerd, is doortastend en het belangrijkste; ze luistert naar me. Ze onderzoekt mijn buik (alles klinkt rustig), gaat samen met mij mijn vragenlijstje door en ik krijg van haar een recept voor chemo tabletten en tabletten tegen de misselijkheid. Mijn bloed uitslag is goed, dus ik mag starten.

Eind van de ochtend rijdt J me naar boven, naar de dagbehandeling. Vanwege corona mag ze helaas niet bij me blijven…shit. Om 15.15 uur mag ze me weer ophalen. Ik schrik van de tijd. Zo lang? Gelukkig heb ik een boek en een laptop mee, maar toch…ik had verwacht rond 15.00 uur al lang en breed bij moeders op de bank te liggen. Vrijwel direct word ik opgehaald uit de wachtkamer en naar een kamer gereden. Er staan vier bedden, met een uitzicht op de stad. Twee bedden zijn bezet door 2 vrouwen van rond de 70. Eentje slaapt en de ander leest verveeld de krant. Gezellig dit…nu heb ik toch niet zo’n zin om te praten. Ik heb twee verpleegkundigen, D & G. D is van mijn leeftijd denk ik. Een pittig ding. Ze wordt ingewerkt, maar heeft wel al veel ervaring in de zorg. G is wat ouder, een verpleegster met haar op de tanden en werkt al in het ziekenhuis sinds de jaren 90. Ik vind ze allebei aardig. Zodra ik in bed lig krijg ik twee dekens, want ik heb het ontzettend koud. Zuster D doet vreselijk haar best om een goede ader te vinden in mijn onderarm, om het infuus aan te prikken. Het feit dat ik het zo koud heb en me niet lekker voel, maakt het voor haar onmogelijk er eén  te vinden (ik vind dat altijd zo sneu, zou er dood nerveus van worden). Zuster G krijgt het ook niet voor elkaar, dus uiteindelijk krijg ik het infuus in de elleboog holte. De eerste zak chemo vloeistof wordt aan de standaard gehangen en daar lig ik. Kankerpatiënt te wezen. Ziek te zijn. Het duurt twee uur om de eerste zak in te laten lopen en ik slaap het grootste gedeelte van de tijd. Tijdens de lunch krijg ik last van de eerste bijwerkingen. Mijn zenuwuiteinden worden gevoelig en dan met name bij kou. Zodra ik een slok koude melk drink, heb ik het gevoel dat mijn keel acuut dichtslaat. Ik heb het spaans benauwd. Met grote ogen kijk in naar zuster G. Ze was er gelukkig op voorbereid en geeft me een glas warm water. “Rustig maar meid, dit hoort erbij er gebeurd niks”. Het gevoel in mijn keel zakt snel weg als het warme water door mijn keel glijdt. Ook als ik mijn handen was wordt ik overvallen door het gevoel van duizenden naalden die in mijn vingertoppen prikken. Ik schrik ervan en trek mijn handen snel terug.  De rest van de middag is dodelijk saai. Ik lees mijn boek uit, dut nog wat en eindelijk om 15.00 uur ben ik klaar. Ik kan wel janken, zo blij ben ik dat ik naar huis mag. Als ik met J naar huis rijd, ben ik verbaasd over het mooie weer. Natuurlijk heb ik wel gezien dat de zon scheen vanuit mijn ziekenhuis bedje, maar nu ik allemaal mensen in korte broeken en slippers zie, realiseer ik me pas wat voor prachtige dag het moet zijn geweest en ik heb dat allemaal gemist.

De week die volgt kan ik kort over zijn. Ik heb me vreselijk ziek gevoeld. Ik werk nu ruim 13 jaar als triagist. Heb ook in huisartsenpraktijken gewerkt als doktersassistente en daarvoor ook nog als verzorgende in verzorgings-, en verpleegtehuizen. Ik heb patiënten gezien met kanker. Die vol in de behandeling zaten en heb wel eens gezegd: “Die kanker zelf, daar word je niet direct ziek van. De behandeling, daar word je ziek van”. Ergens kan ik de ogen wel uit mijn kop schamen. Niet omdat ik niet meer achter die uitspraak sta, maar wat wist ik er nu van? Ik heb films gezien van mensen met kanker die me vreselijk aangrepen. Denk aan Dying Young, The Fault In Our Stars, My Sisters Keeper. Ik heb gejankt omdat ik het zo aangrijpend vond. Nooit, maar dan ook nooit, had ik me kunnen voorstellen dat ik me zo ziek zou voelen. Misselijk, zweten, dubbel zien van de moeheid, pijn, verdriet. De tintelingen in mijn handen en voeten blijven aanhouden. Zelfs op de koude tegels in de badkamer staan voelt vervelend. Mijn handpalmen en voeten vertonen paarse vlekken. Ook een bijwerking van de chemo. Ik bezorgde mezelf een hartverzakking toen ik in de spiegel keek. “Shit”, dacht ik “ ik heb een patiëntenkop”. Nu sta ik wel bekend als bleek, maar ik kijk naar 2 grote holle ogen, met bruine kringen van de vermoeidheid in een grauw, ingevallen gezichtje. En dan heb ik mijn haar nog, moet je nagaan.

Nu ik het toch heb over mijn haar, ook al weet ik dat de kans op haar uitval klein is bij mijn chemo, ik sla doodsangsten uit als ik de eerste keer mijn haar was. Mijn moeder moet het borstelen, omdat ik het zelf niet durf. Zij en mijn broer zorgen vreselijk goed voor me. Voor mij en voor mijn hond. Ik voel me zo schuldig. Ik wil ze dit niet aan doen en ik durf me niet echt te laten gaan. Het is me verbijten tegen de pijn, vechten tegen de tranen, want ik wil het ze niet laten zien. Ik durf niet uit te spreken wat ik daadwerkelijk denk: spuit me maar plat en laat me maar in coma liggen voor de komende maanden, want ik kan dit niet. Toch weten en voelen ze het. Dat weet ik. We zijn al zo lang met z’n drietjes en we zijn samen zo sterk, dat ik ergens ook enorm trots op ons ben. We flikken het wel mooi even!

De week van het infuus en de week daarop slik ik dagelijks acht chemo tabletten en in week twee begin ik me langzaamaan wat beter te voelen. De misselijkheid zakt weg en ik voel me minder moe. Mijn eetlust komt terug en ik kan weer een wandelingetje doen van een minuut of tien. Het is lekker weer en op social media zie ik mijn vrienden heerlijk op het terras, het strand, eten, sporten. Ik ben jaloers, ik wil ook weer leuke dingen doen. Gewoon keiharde fomo (fear of missing out). Het geeft niet. Van mezelf mag ik me even zielig vinden. En die vrienden van mij, die moeten die dingen ook doen. Vier het leven! Ik ben er snel weer bij!