2 juni, de dag na Pinksteren en de dag van MRI nummer 2, waar mijn lever onder de loep wordt genomen (kunnen ze zien wat ik op mijn lever heb, haha, flauw). Om 10.55 uur moet ik me melden op de poli radiologie. Deze keer ga ik alleen, ik vind het minder eng, omdat ik nu weet wat me te wachten staat en het gaat toch alleen om mijn lever, dus hoelang kan het duren? 

Een paar jaar geleden kreeg ik van mijn moeder een kettinkje met een piepklein bedeltje met de letter A. De A van Albert, mijn opa. Mijn opa en ik waren 2 handen op 1 buik en ik was intens verdrietig toen hij overleed. Ik mis hem nog steeds vreselijk, helemaal in deze periode. Hij had me waarschijnlijk aan de haren naar het ziekenhuis getrokken, de artsen achter hun bureau vandaan gesleurd (of uit de operatiezaal) en geëist me nu direct te genezen. Hij had nog net niet in hun koffie gespuugd. Aan de andere kant ben ik blij dat hij dit niet meer mee hoeft te maken. 

  1. Hij gek zou worden van zorgen en verdriet. 
  2. Ik zou gek worden omdat hij elke dag 347 zou bellen en 15 keer op de stoep zou staan. 

Terug naar het kettinkje. Ik ben niet bijgelovig, maar sinds ik de diagnose kanker kreeg, draag ik het kettinkje elke dag. Ook onder de douche en tijdens het slapen. Zo is hij toch een beetje bij me en dat voelt fijn. Voordat ik vertrek naar het ziekenhuis haal ik de piercings uit mijn oren en geef het kettinkje aan mijn moeder. Ze moet hem voor mij dragen...for luck.  

Ik krijg voor de MRI nog een uitleg, maar ik voel me al een echte kenner. Of ik het formulier ook heb ingevuld? “Nou nee, ik heb er geen gekregen en ben krap een week geleden ook geweest. Ik heb in de tussentijd geen pacemaker of kunstheup gekregen”. De radioloog zit me schaapachtig aan te kijken. Ok, geen humor. Ik krijg nu een infuus, die me later een blauwe plek bezorgd waar je u tegen zegt en word weer het apparaat ingeschoven. Ik ben benieuwd welke muziek me deze keer door de MRI heen gaat slepen. Het begint met...Guns N’ Roses – Knocking on heavens door. (Serieus). Vervolgens nog zo’n gouwe ouwe: Daniel Powter – Bad Day. Nu vond ik dat altijd al een ongelooflijk schijtnummer, maar ik geloof nu werkelijk waar dat de muziek goden een beetje de pest aan me hebben. Een uur later sta ik buiten, gelukkig hoor ik morgen al de uitslag. 

Ik word woensdag om 16.20 uur gebeld. Dat wordt dus weer de hele dag een beetje zenuwpezen en duimen op een goede uitslag. Dat vlekje op de lever moet een cyste zijn, het moet gewoon. Ik wil nu starten met een behandeling, ik ben er klaar voor. In mijn hoofd ben ik al bezig met een lijstje van wat ik allemaal moet regelen voor het ziekenhuis en wat ik moet meenemen. Ik ben dol op lijstjes. Ik maak ze ook overal van. Ik maak zelfs een lijstje van lijstjes die ik moet maken (hoezo control freak?). Met een beetje mazzel word ik volgende week geopereerd, dat zal een kijkoperatie worden. Misschien dat ik een dag of 2 a 3 in het ziekenhuis moet liggen, dan kan ik weer naar huis, revalideren en dan kan ik dan eind van de zomer, begin herfst weer wat uurtjes aan het werk.  

Dat liep een beetje anders.....Stipt om 16.20 uur gaat de telefoon (voor diegenen die het zich afvragen, ja ik liet weer van schrik bijna de telefoon uit mijn handen vallen). Mijn moeder en broer zijn bij me om me te steunen. De internist begint met: “Ik kan je niet geruststellen, maar ik heb ook geen slecht nieuws”. Mijn wenkbrauwen schieten even van mijn voorhoofd. Wat betekent dit?  

Kennelijk ben ik zo’n bijzonder geval, dat de radiologen nog niet met zekerheid kunnen zeggen wat het vlekje is op mijn lever. Wel verdomme. Ik sta op het punt om te zeggen: “Jullie mogen me wel gewoon opensnijden en kijken, het boeit me allemaal niet meer, als er maar wat gebeurt!”. Hij vervolgt zijn verhaal met het advies me door te sturen naar het expertisecentrum in het UMC. Daar hebben ze meer kennis en gezien mijn leeftijd, ben ik daar het beste op mijn plek. 

Ik val stil. Ik wil helemaal niet naar het UMC. Mijn familie en vrienden zijn hier en mijn collega’s werken in mijn huidige ziekenhuis. Iedereen kan zo langskomen. Straks lig ik daar helemaal alleen. De laatste keer dat ik in het UMC was, zag ik mijn vader voor het laatst. Ik was negen jaar oud. Sindsdien mijd ik die plek als de pest. Als ik erlangs rijd voel ik me altijd naar.  

De internist stelt me gerust. Ik mag altijd terugkomen als het alleen gaat om chemo of een operatie. Ze geven hier echter geen bestraling, dus mocht daarvoor gekozen worden, dan moet ik sowieso in het UMC behandeld worden (mijn haar!). Eerst het behandelplan van de specialisten van het UMC afwachten.

Ik geef mijn akkoord en de internist maakt direct een verwijzing. Mocht ik dinsdag of woensdag niks hebben gehoord, dan moet ik weer contact opnemen. Nadat ik de telefoon heb neergelegd breek ik. Dikke tranen. Nog geen behandelplan. Weer een week wachten, weer een week onzekerheid, weer een week van slecht slapen en vermoeidheid. Ik deel mijn verdriet met mijn moeder en broertje en stel de rest van de familie en vrienden op de hoogte.  

Later op de avond als het nieuws gezakt is, voel ik me weer iets kalmer. Het UMC is maar 20 minuten rijden. Ik kan beeldbellen, gewoon bellen en het belangrijkste: het is de beste plek en ik verdien verdomme het beste.